Originele en generische geneesmiddelen

Afleveren van vergunningen voor het in de handel brengen

Geen enkel geneesmiddel mag ge commercialiseerd worden zonder registratie of vergunning voor het in de handel brengen. Deze vergunning wordt verleend:

-hetzij door de Minister van Volksgezondheid, na advies van de Geneesmiddelencommissie binnen het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (voor  alle nationale procedures, procedures van wederzijdse erkenning  of gedecentraliseerde procedures),

-hetzij door de Europese Gemeenschap, na desgevallend advies van het Comité voor Geneesmiddelen voor Menselijk Gebruik (CHMP) of het Comité voor Geneesmiddelen voor Diergeneeskundig Gebruik (CVMP) binnen het Europees Agentschap voor Geneesmiddelen (EMEA) (voor alle gecentraliseerde procedures).

Kwaliteit, veiligheid, doeltreffendheid van originele en generische geneesmiddelen

De deskundigen aangesteld binnen deze verschillende instanties evalueren de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid van het geneesmiddel op basis van wetenschappelijke gegevens voorgelegd door de aanvrager. Tijdens deze evaluatie baseren ze zich op de wetenschappelijke normen die op Europees niveau van kracht zijn.

De vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel wordt verleend aan geneesmiddelen waarvan de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid duidelijk zijn aangetoond.

Alle geneesmiddelen die beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen, of het nu originele of generische geneesmiddelen betreft, voldoen aan dezelfde wetenschappelijke normen.

Argumenten in verband met de veiligheid en de doeltreffendheid van een geneesmiddel kunnen op verschillende manieren aan de bevoegde autoriteit voorgelegd worden. Dit gebeurt meestal op de volgende manieren:

Volledig dossier

Een volledig dossier wordt ingediend tijdens de vergunningsaanvraag van een origineel geneesmiddel of innovator. In dit geval legt de aanvrager de resultaten van farmacologische, toxicologische en klinische studies voor.

“Generisch” dossier 

Indien een actief bestanddeel minstens tien jaar in één lidstaat van de Europese Unie toegelaten is en bovendien het patent vervallen is, kan dit als generisch (G: letter gebruikt door het RIZIV in het kader van de informatie die door hen verstrekt wordt betreffende het systeem van de referetieterugbetaling) geneesmiddel op de markt gebracht worden. De aanvrager kan dan verwijzen naar de resultaten van de studies uitgevoerd met het origineel geneesmiddel (het referentiegeneesmiddel), op voorwaarde dat beide “essentieel gelijkwaardig” zijn. Het betreft hier een verkort dossier.

Essentieel gelijkwaardige geneesmiddelen hebben dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan actief/actieve bestandde(e)l(en), dezelfde farmaceutische vorm en hun bioequivalentie met een referentieproduct werd aangetoond door middel van gepaste vergelijkende biologische beschikbaarheidsstudies (zie verder);

Uitzicht, kleur en/of smaak van beide geneesmiddelen kunnen verschillen aangezien de samenstelling van de niet-actieve bestanddelen of excipiënten anders kan/mag zijn. Bovendien is niet altijd het volledige gamma (vb. farmaceutische vormen, doseringen) van het referentiegeneesmiddel ook als generisch geneesmiddel beschikbaar. Het tegenovergestelde is evenzeer correct: er zijn ook generieke geneesmiddelen waarvan het referentiegeneesmiddel niet onder dezelfde dosering of vorm beschikbaar is. 

“Bibliografisch” dossier

Een andere mogelijkheid voor het bewijzen van de veiligheid en doeltreffendheid, is de verwijzing naar gepubliceerde wetenschappelijke literatuur; hieruit moet blijken dat het geneesmiddel aanvaard kan worden op vlak van zijn farmacologische, toxicologische en klinische aspecten.

Deze mogelijkheid mag slechts toegepast worden indien het actief bestanddeel minstens 10 jaar als geneesmiddel in de Europese Unie in de medische praktijk gebruikt wordt (“well established use”) en bovendien erkend is als doeltreffend en veilig. Dergelijke dossiers worden soms ook wel ‘bibliografische dossiers’ genoemd en de geneesmiddelen als zodanig goedgekeurd, “kopie” (C: gebruikt door het RIZIV in het kader van de informatie die door hen verstrekt wordt betreffende het systeem van de referetieterugbetaling ).

Kwaliteit

Voor elk geneesmiddel moet de aanvrager aantonen dat de fabrikant in staat is een product van voldoende en constante kwaliteit te produceren; er moet ook gegarandeerd worden dat deze kwaliteit tot de voorgestelde vervaldatum behouden blijft. De volgende aspecten van het geneesmiddel moeten daarom in het ingediende dossier besproken worden:

  • farmaceutische ontwikkeling,
  • productieproces, controle en stabiliteit van het actief bestanddeel,
  • controle van alle ingrediënten (incl. verpakking),
  • productieproces, controle en stabiliteit van het geneesmiddel.

Elke wijziging van deze elementen na het in de handel brengen van het geneesmiddel, moet het voorwerp uitmaken van een vergunning.

De geneesmiddelenproducenten worden onderworpen aan regelmatige inspecties. Zij moeten voldoen aan de Europese eisen inzake “goede productiepraktijken” (Good Manufacturing Practices, GMP) en kunnen enkel geneesmiddelen produceren indien zij beschikken over een GMP-certificaat. Voldoen zij niet aan deze normen, dan wordt het GMP-certificaat ingetrokken en mag de betrokken producent geen geneesmiddelen meer produceren.

Veiligheid, doeltreffendheid en bioequivalentie

Hulpstoffen met erkende werking

Sommige geneesmiddelen bevatten één of meer hulpstoffen met zgn. “erkende werking”.

Onder hulpstof met erkende werking wordt verstaan elke hulpstof die bij een bepaalde groep patiënten een aantal voorzorgsmaatregelen noodzakelijk kan maken.
Deze effecten zijn soms afhankelijk van de toedieningsweg of van blootstelling aan een dosis vanaf een bepaalde drempelwaarde.
Om het hoogste veiligheidsniveau te waarborgen, kan het dus aangewezen zijn ook rekening te houden met de hulpstoffen met een erkende werking, met name wanneer de arts wil overstappen op een andere specialiteit die de(het)zelfde werkza(a)m(e) bestandde(e)l(en) bevat.

De hulpstoffen met een erkende werking zijn de stoffen die opgenomen zijn in het richtsnoer van de Europese Commissie, getiteld « Excipients in the label and package leaflet of medicinal products for human use », herzien in juli 2003. Dit document kan op het volgende adres worden geraadpleegd: http://pharmacos.eudra.org/F2/eudralex/vol-3/pdfs-en/3bc7a_200307en.pdf   

Daarom is het noodzakelijk de hulpstoffen van geneesmiddelen na te gaan.

Om de controle te vergemakkelijken, wordt in bijlage tevens een lijst van deze hulpstoffen met erkende werking  toegevoegd met voor elke hulpstof de mogelijke drempeldosis en de aard van de effecten die kunnen optreden.    

Conclusie

De missie van het FAGG bestaat erin te zorgen dat iedereen kan beschikken over kwalitatief hoogstaande, doeltreffende en veilige geneesmiddelen. Alle geneesmiddelen, of het nu originele of generische betreft, moeten voldoen aan dezelfde wetenschappelijke eisen, niet enkel voor het verkrijgen van de vergunning voor het in de handel brengen, maar ook gedurende de periode dat ze beschikbaar zijn in de handel.

De volledige lijst van de ge commercialiseerde geneesmiddelen, alsmede aanvullende informatie over de prijzen en de terugbetalingsvoorwaarden zijn beschikbaar op de website van het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie  www.bcfi.be

Referenties

Koninklijk Besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik (Mammoet Koninklijk Besluit).

Concept Paper on BCS-based biowaiver, EMEA/CHMP/EWP/213035/2007, London, EMEA, 24 May 2007 - http://www.emea.europa.eu/pdfs/human/ewp/21303507en.pdf

Richtlijn 2001/82/EC tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (gewijzigd door richtlijn 2004/28/CE van 31 maart 2004).

Richtlijn 2001/83/EC tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor humaan gebruik (gewijzigd door richtlijn 2004/27/CE van 31 maart 2004).

Richtlijn 2003/94/EC tot vaststelling van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor onderzoek voor menselijk gebruik.

Wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

Note for Guidance on Investigation of Bioavailability and Bioequivalence, CPMP/EWP/QWP/1401/98, London, EMEA, 26 July 2002. http://www.emea.europa.eu/pdfs/human/ewp/140198en.pdf

Recommendation on the Need for Revision of “Note for Guidance on the Investigation of Bioavailability and Bioequivalence”, CPMP/EWP/QWP/1401/98, London, EMEA, 24 May 2007: http://www.emea.europa.eu/pdfs/human/ewp/20094307en.pdf

Verordening (EG) n° 726/2004 van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau

 

Laatste update op 16/12/2020